Knelpunt/risico

De (on)veiligheid bij het werken met mobiele arbeidsmiddelen, zoals vorkheftrucks, reachtrucks, stapelaars, motorpallettrucks, orderverzamelaars (-pickers), is in belangrijke mate afhankelijk van het al of niet oordeelkundig handelen van de bestuurder; goed opgeleide bestuurders zijn aantoonbaar minder vaak bij ongevallen betrokken. Uit de praktijk is bekend dat bedrijven die overgingen op het (laten) opleiden van heftruckbestuurders, daarna aanzienlijk minder schade en aanrijdingen hadden ten gevolge van incidenten met heftrucks.
Daarnaast blijkt ook dat werkafspraken, -instructies, aanbrengen markeringen/borden en toezicht op juist gebruik cruciaal is. Circa een op de twintig ongevallen is het gevolg van oneigenlijk gebruik van heftrucks. Zoals:

  • iemand te laten meerijden, waarbij deze persoon dan doorgaans los op de vorken of op een hierop gelegen pallet staat;
  • het met de vorken heffen (gebruiken als “hoogwerker”) van personen, zonder gebruikmaking van een daarvoor specifiek ingerichte en solide bevestigde werkbak;
  • joyriding, het rijden met onverantwoord hoge snelheid (bijv. in situaties waar voetgangers gevaar lopen of in bochten);
  • het rijden met een hooggeheven last (het heffen dient pas te geschieden op de plaats waar de last moet worden ‘afgelegd’ of afgeleverd); 
  • vooruit rijden, terwijl de last het uitzicht naar voren belemmert.

Maatregel/oplossing

Deskundigheidsbevordering
Alle bestuurders van heftrucks (vorkheftrucks, reachtrucks, stapelaars, motorpallettrucks, orderverzamelaars (-pickers), etc.) dienen aantoonbaar te beschikken over de juiste deskundigheid.
Geadviseerd wordt om hen bij een erkend opleidingsinstituut een opleiding te laten volgen, met als resultaat een diploma of certificaat. Voorbeelden van erkende opleidingsinstituten zijn o.a.: Sectorinstituut Transport en Logistiek ; BMWT-trainCBREVO.

Gebruikers dan wel bestuurders van gemotoriseerde transportmiddelen moeten gezien de potentiële gevaren minimaal zestien jaar zijn. Ook jeugdigen van zestien of zeventien jaar mogen dus bijvoorbeeld een heftruck besturen, mits zij voldoende zijn geïnstrueerd en onder deskundig toezicht staan. (Nb. Aangezien jeugdigen zich veelal minder bewust zijn van de potentiële gevaren, is het veelal verstandig om jeugdigen niet op heftrucks te laten rijden.)

Werkafspraken,-instructies en markeringen/borden
Goed opgeleide bestuurder weten weliswaar wat onder veilig rijgedrag verstaan wordt, maar in de praktijk zien wij dat men hier niet altijd naar handelt.
Geadviseerd wordt om in overleg en samenspraak met de bestuurders/chauffeurs een aantal praktische (veiligheid)regels op te stellen. Deze zogenaamde bedrijfsverkeer- en veiligheidsregels kan men vervolgens uitreiken of in posterformaat in het magazijn ophangen. Ook het plaatsen van veiligheids-, gebods- of verbodsborden kunnen helpen.
In de hieronder gegeven ‘aanvullende informatie’ vindt u enkele bedrijfsverkeer- en veiligheidsregels. Nb. Ook in de gebruikershandleidingen staan goede voorbeelden en tips rondom veiligheidseisen, die u kunt gebruiken bij het opstellen van deze zogenaamde bedrijfsverkeer- en veiligheidsregels

Wanneer ondanks goede werkafspraken, -werkinstructies en toezicht blijkt dat er regelmatig schades geconstateerd worden, die niet gemeld zijn (Zie tevens Arbocatalogusblad , kan de zogenaamde Mobile-easykey wellicht uitkomst bieden. Dit gepatenteerde crash detectie systeem bestaat uit een shock sensor en een microfoon. Op het moment dat een shock gesignaleerd wordt, controleert het systeem via een microfoon, gemonteerd in het chassis van het voertuig of het voertuig daadwerkelijk ergens tegenaan is gereden. Als het Easy Key Crash+ systeem een geluidsgolf signaleert die groter is dan de van tevoren ingestelde waarde kan het systeem de machine uitschakelen. Ook gaat er dan een lamp flitsen. De crash melding kan alleen door een bevoegde persoon met een master transponder- sleutel gereset worden, zodat de machine weer gebruikt kan worden. De software van het Easy Key systeem slaat alle gebeurtenissen op zoals het tijdstip van de aanrijding, wie het voertuig op dat moment bestuurde en wie het voertuig daarna weer heeft vrijgegeven.

Toezicht
Naast goed opgeleide chauffeurs en instructies is het belangrijk dat hierop ook toezicht gehouden wordt. Vanuit de wetgeving is de werkgever verplicht om toezicht te houden op de veiligheid en het gedrag van medewerkers (Arbowet artikel 8 lid 4). Daarnaast hebben ook medewerkers een verplichting (Arbowet artikel 11). Zij dienen zich te houden aan de gemaakte afspraken en moeten onveilige situaties melden.
Geadviseerd wordt om met constateringen van onveilig gedrag of meldingen hieromtrent ook daadwerkelijk iets te doen. Bijvoorbeeld door medewerkers hierop aan te spreken of bij herhaald gedrag te sanctioneren; het bijhouden van een registratie van meldingen; inlassen van extra werkoverleg of voorlichtingsbijeenkomsten waarin het belang van veilig gedrag herhaald wordt.

Aanvullende informatie

Wetgeving
Voor mobiele arbeidsmiddelen met een eigen aandrijving en voor hijs- en hefwerktuigen, geldt dat deze alleen mogen worden bediend door werknemers die daarvoor over een specifieke deskundigheid beschikken (arbobsluit artikel 7.17c lid 1). Hoe de specifieke deskundigheid die nodig is wordt ingevuld wordt overgelaten aan de werkgever.
In de praktijk wordt geadviseerd een opleiding met diploma of certificaat te volgen, maar ook een interne instructie behoort tot de mogelijkheden. Hieraan wordt dan wel de eis gesteld dat de interne instructie kwalitatief afdoende is en zowel inhoud als deelname zijn vastgelegd. In geval van een ongeval moet de werkgever kunnen aantonen dat de gebruiker deskundig opgeleid is.

Bedrijfsverkeer- en veiligheidsregels 
Het verkeersplan omvat de volgende zaken:
Scheiding van functies
In een bedrijf kunnen verschillende soorten van vervoer voorkomen, zoals voetgangers, heftrucks, personenauto’s, vrachtauto’s en dergelijke. Om deze verschillende verkeerssoorten uit elkaar te houden, kan worden afgesproken dat er stroken worden aangewezen voor alleen voetgangers, terwijl andere stroken worden aangewezen voor bijvoorbeeld heftrucks. Voor een heftruckchauffeur is het bijvoorbeeld ook belangrijk dat vastgesteld is op welke plekken de lading afgezet mag worden en op welke plekken niet. Bij intern transport en opslag zijn er een aantal functies die verkeerskundig onderscheiden moeten worden, zoals:

  • lopen;
  • rijden; 
  • opslag; 
  • parkeren.

Het verdient de voorkeur om bovengenoemde functies ruimtelijk van elkaar te scheiden, door afzonderlijke banen te bestemmen voor voetgangers en rijdend verkeer. Verder dienen er afzonderlijke zones aangewezen te worden waar voertuigen geparkeerd worden en waar goederen en lastdragers opgeslagen worden. Deze scheiding wordt via fysieke maatregelen dan wel via kleurmarkeringen aangegeven.

Rijrichtingen
Indien mogelijk wordt een rijcircuit uitgezet waarbij zoveel mogelijk eenrichtingsverkeer voorgeschreven wordt. Is dit niet overal mogelijk, dan wordt zoveel mogelijk rechts gehouden.
Bij het kiezen van de rijrichtingen wordt vanzelfsprekend zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande goederenstroom, zoals die voortvloeit uit aanwezige bedrijfsprocessen.

Voorrangsregels
Bij het opstellen van voorrangsregels is het Wegenverkeersreglement een goed uitgangspunt. Zo hebben van rechtskomende voertuigen altijd voorrang. Bijzondere punten betreffen onder andere:

  • bij onoverzichtelijke plekken wordt de voorrang gegeven aan de deelnemer met het minste zicht;
  • achteruitrijdend verkeer moet altijd voorrang geven aan vooruit rijdend verkeer.

Rijgebieden
Niet elk transportmiddel of voertuig kan – vanwege fysieke beperkingen – op elke plek in het bedrijf rijden. Fysieke beperkingen zijn onder andere:

  • gangpadbreedte;
  • doorrijhoogte; 
  • draagkracht.

Het is logisch, dat brede transportmiddelen niet in te smalle gangen mogen rijden. Vuistregel is dat aan er aan beide zijde minimaal 20 cm vrije ruimte beschikbaar moet zijn. Verder is de beschikbare gangpadbreedte bepalend met welke transportmiddelen goederen in- en uitgeslagen worden. Bijvoorbeeld in een smal gangpad zal eerder gekozen worden voor een reachttruck dan voor een vorkheftruck.
Het komt regelmatig voor dat er door omstandigheden, zoals de aanwezigheid van niveauverschillen in plafonds en lage poorten, deuren en pijpleidingen, het voor een aantal transportmiddelen niet mogelijk is om deze ‘barrières’ te passeren omdat de doorrijhoogte van deze transportmiddelen te groot is. Vanwege deze verschillende doorrijhoogtes kan het noodzakelijk zijn om specifieke transportmiddelen op specifieke plekken in te zetten. Het is bovendien van belang om bij de plekken met onvoldoende hoogte waarschuwingsborden te plaatsen.
Hetzelfde probleem speelt rond draagkracht op de verschillende plekken. Het kan voorkomen dat een transportmiddel inclusief de maximaal toelaatbare werklast te zwaar is voor bijvoorbeeld een laadplatform. Om problemen te voorkomen is het in dit geval belangrijk vast te leggen dat deze truck niet geautoriseerd is voor het rijden op het bewuste platform.

Rijsnelheden
Het spreekt voor zich dat de maximaal toelaatbare rijsnelheid zoals die voor de verschillende transportmiddelen van toepassing zijn, niet overschreden worden. Het is dan ook aan te bevelen om een kritische risicoanalyse te maken op basis waarvan lagere rijsnelheden worden voorgeschreven.

De volgende voorschriften moeten worden gevolgd bij het laden en lossen van goederen:

  • het laden en lossen van voertuigen gebeurt door de bestuurder van transportmiddelen; hij volgt hierbij de aanwijzingen van de chauffeur van het te laden of te lossen voertuig op;
  • het is voor de bestuurder van transportmiddelen verboden om lasten te vervoeren en te heffen, die zwaarder zijn dan de op het transportmiddel aangegeven maximale werklast; 
  • voor het laden en lossen van speciale ladingen (vaten, rollen, balen e.d.) moet het daarbij behorende voorzetstuk gebruikt worden. De bestuurder dient ‘afgekeurde’ lading te melden aan de bedrijfsleiding; 
  • lading die gestapeld is op een beschadigde pallet mag niet opgepakt worden; 
  • de bestuurder mag alleen lading oppakken die voldoende stabiel is, zodat er tijdens het transport geen risico aanwezig is dat de lading gaat schuiven, rollen, kantelen of vallen. Ook pallets die scheef beladen zijn mogen niet worden opgepakt. De bestuurder dient ‘afgekeurde’ lading te melden aan de bedrijfsleiding; 
  • de bestuurder mag – met lading – alleen in stilstand heffen of dalen; 
  • de bestuurder mag nooit personen op de vorken omhoog brengen. Hij moet er voor zorgdragen dat dit niet gebeurd; het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder; 
  • de bestuurder ziet er op toe dat er zich geen personen onder de vorken dan wel in de directe nabijheid van het transportmiddel bevinden; 
  • lading mag alleen op de toegestane plaatsen afgezet worden. Deze afzetplaatsen moeten voldoende draagkracht bezitten. Verder is het van belang dat de lading stabiel is, zodat deze niet gaat schuiven, verrollen, kantelen of vallen; 
  • lading mag nooit voor nooduitgangen en/of op vluchtwegen geplaatst worden. Ook brandblusmiddelen moeten altijd bereikbaar zijn. Verder mag lading het zicht op kruisingen en dergelijke niet belemmeren; 
  • bij het plaatsen van goederen in stellingen moeten de voorgeschreven vrije afstanden aan weerzijde in acht genomen worden. Verder moet de lading qua diepte volgens voorschrift geplaatst worden; 
  • beschadigingen aan stellingen door aanrijdingen dienen direct door de bestuurder gemeld te worden aan de bedrijfsleiding.

De volgende voorschriften moeten worden gevolgd bij het laden en lossen van goederen:

  • het laden en lossen van voertuigen gebeurt door de bestuurder van transportmiddelen; hij volgt hierbij de aanwijzingen van de chauffeur van het te laden of te lossen voertuig op;
  • het is voor de bestuurder van transportmiddelen verboden om lasten te vervoeren en te heffen, die zwaarder zijn dan de op het transportmiddel aangegeven maximale werklast; 
  • voor het laden en lossen van speciale ladingen (vaten, rollen, balen e.d.) moet het daarbij behorende voorzetstuk gebruikt worden. De bestuurder dient ‘afgekeurde’ lading te melden aan de bedrijfsleiding; 
  • lading die gestapeld is op een beschadigde pallet mag niet opgepakt worden; 
  • de bestuurder mag alleen lading oppakken die voldoende stabiel is, zodat er tijdens het transport geen risico aanwezig is dat de lading gaat schuiven, rollen, kantelen of vallen. Ook pallets die scheef beladen zijn mogen niet worden opgepakt. De bestuurder dient ‘afgekeurde’ lading te melden aan de bedrijfsleiding; 
  • de bestuurder mag – met lading – alleen in stilstand heffen of dalen; 
  • de bestuurder mag nooit personen op de vorken omhoog brengen. Hij moet er voor zorgdragen dat dit niet gebeurd; het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder; 
  • de bestuurder ziet er op toe dat er zich geen personen onder de vorken dan wel in de directe nabijheid van het transportmiddel bevinden; 
  • lading mag alleen op de toegestane plaatsen afgezet worden. Deze afzetplaatsen moeten voldoende draagkracht bezitten. Verder is het van belang dat de lading stabiel is, zodat deze niet gaat schuiven, verrollen, kantelen of vallen; 
  • lading mag nooit voor nooduitgangen en/of op vluchtwegen geplaatst worden. Ook brandblusmiddelen moeten altijd bereikbaar zijn. Verder mag lading het zicht op kruisingen en dergelijke niet belemmeren; 
  • bij het plaatsen van goederen in stellingen moeten de voorgeschreven vrije afstanden aan weerzijde in acht genomen worden. Verder moet de lading qua diepte volgens voorschrift geplaatst worden; 
  • beschadigingen aan stellingen door aanrijdingen dienen direct door de bestuurder gemeld te worden aan de bedrijfsleiding.

Bestuurders mogen transportmiddelen alleen onbeheerd achterlaten als aan de volgende voorschriften is voldaan:

  • alleen parkeren op aangewezen locaties, waarbij vluchtwegen en nooduitgangen vrij blijven. Ook op op- en afritten en op hellingen mag niet geparkeerd worden;
  • het transportmiddel staat in de juiste rijrichting geparkeerd; 
  • de vorken of voorzetstukken rusten op de grond; 
  • het stuurwiel en de rijrichtingschakelaar worden in de neutrale stand gezet; 
  • de handrem is aangetrokken; 
  • de sleutel is uit het slot verwijderd.
Zowel op de trucks (sticker) als in het magazijn kunnen verbodsborden geplaatst worden. Voor iedereen is nu duidelijk dat meerijden niet is toegestaan.

Normen en wettem

Richtlijn Arbeidsmiddelen (Richtlijn 2009/104/EG)
Arbobesluit: Hoofdstuk 7

Achtergrondinformatie

Europese regelgeving rondom het thema Veiligheid en gezondheid op het werk.
www.arbokennisnet.nl , waaronder de kennisdossiers machineveiligheid en werkplekinrichting
Arbo informatieblad 17: ‘Hijs- en hefmiddelen’
Arbo informatieblad 14: ‘Bedrijfsruimten: inrichting, transport en opslag’
Site BMWT
Site VeBIT
Site Arbo portaal: Mobiele arbeidsmiddelen
Factsheet 16 Preventie van transportongevallen van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk.