Knelpunt/risico

Bij het laden van accu’s komt waterstofgas vrij. Indien waterstof in aanraking komt met zuurstof kan het uiterst ontploffingsgevoelige knalgas ontstaan.
Slechts een kleine concentratie waterstof (4 volumeprocenten) kan, in combinatie met een ontstekingsenergie van slechts 0,019 Joule (een lasvonk, elektrische installaties of hete oppervlakten), al catastrofale gevolgen hebben.
Wanneer de concentratie waterstof lager is dan ca. 10% van de LEL waarde (Lowest Explosion Level = Laagste Explosie Grens) – dit betekent dat minder dan 0,4% waterstofgas in de lucht aanwezig is – vormen aanwezige ontstekingsbronnen geen risico op explosiegevaar.

Alleen bij een beperkt aantal acculaders (richtlijn: maximaal 4) en een vermogen minder dan 2 kW, kan het laden in gewone werkruimtes of magazijnruimtes gebeuren. Ook hier gelden echter specifieke eisen ter voorkoming van brand- of explosiegevaar of letsel van medewerkers bij het vullen van accu’s.

Maatregel/oplossing

In Nederland kennen we de praktijkrichtlijn ‘Veilig werken bij het laden van tractiebatterijen’ (NPR 3299). De NPR 3299 en de ATEX wetgeving zijn een leidraad voor het inrichten van acculaadruimten en acculaadplekken. De praktijkrichtlijn adviseert ook als het gaat om concreet te nemen maatregelen

Alleen bij een beperkt aantal acculaders (richtlijn: maximaal 4) en een vermogen minder dan 2 kW, kan het laden in gewone werkruimtes of magazijnruimtes gebeuren. Ook hier gelden echter specifieke eisen ter voorkoming van brand- of explosiegevaar of letsel van medewerkers bij het vullen van accu’s.

Een acculaadstation moet op een bepaalde plaats in of nabij de werkplaats gelegen zijn, zodat het laadstation snel bereikbaar is. Beide soorten acculaadstations (dus zowel een acculaadstation in het magazijn of werkplaats, als een acculaadstation in een aparte ruimte) moeten voldoen aan de volgende algemene eisen:

  • Acculaders en accumulatorbatterijen moeten, indien zij geladen worden of in werking zijn, zijn opgesteld in een goed op de buitenlucht geventileerde ruimte.
  • De minimale hoeveelheid ventilatie van een acculaadruimte en/of acculaadplek moet zo zijn dat een waterstofconcentratie van 4% (volume procenten) met vijfvoudige zekerheid niet wordt bereikt. 
  • De luchtaanvoeropeningen moeten zo laag mogelijk in de ruimte zijn aangebracht. De luchtafvoeropeningen moeten zo hoog mogelijk in de ruimte zijn aangebracht. (Waterstofgas is lichter dan lucht.)
  • Tijdens het laden van accu’s mag binnen 2 m afstand van de opstelplaats van de accu’s niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. Op de daartoe geschikte plaatsen moeten met betrekking tot dit verbod pictogrammen conform NEN 3011 zijn aangebracht.
  • Geen inval van directe zonnestralen.
  • De indeling moet zodanig zijn dat werknemers die werkzaamheden verrichten in de acculaadruimte geen kans lopen om aangereden te worden door voertuigen. Een mogelijkheid hiervoor is het afschermen door een aparte acculaadruimte te creëren, het aanbrengen van aanrijdbeschermers en/of het aanbrengen van extra signaleringen waaronder belijningen en pictogrammen.
  • De directe omgeving niet gebruiken voor andere doeleinden dan accu laden, zoals opslag van goederen.
  • De ruimte moet voldoende groot (voor elke laadplaats is een vloeroppervlak van 5 – 7 m² nodig. Voor elke laadplaats van een truck ca. 13 – 15 m²) en verlicht te zijn in verband met werkzaamheden en het aansluiten van de oplaadkabels. 
  • De kwaliteit van de kabels dient regelmatig gecontroleerd te worden. Het komt met regelmaat voor dat de isolatielaag van de kabels kapot gaat doordat een vorkheftruck er overheen gereden is. 
  • Alleen goed geïnstrueerd personeel mag werkzaamheden verrichten en de kabel aan- en afsluiten.
  • Verwijderd van vuur en (las-, slijp-, stook-)werkzaamheden.
  • De elektrische installatie moet op het benodigde vermogen berekend zijn. 
  • De elektrische installatie moet explosieveilig zijn uitgevoerd 
  • Aanwezigheid van brandblusapparatuur (Per 150 m² een schuim of koolzuursneeuwblusser).

Indien natte accu’s aanwezig zijn, dienen de volgende veiligheidsmaatregelen in acht genomen te worden:

  • De vloeren moeten vloeistofdicht zijn. In de directe omgeving dienen absorptie- en schoonmaakmiddelen aanwezig zijn voor het opruimen van zwavelzuur. Gemorst zuur dient te worden geneutraliseerd met natriumcarbonaat.
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen aanwezig te zijn omdat gewerkt wordt met corrosief zwavelzuur (voorshot, gelaatsbescherming of veiligheidsbril en rubber handschoenen). Tevens dient een oogdouche aanwezig te zijn. 
  • De voorraad zwavelzuur dient in een lekbak bewaard te worden.

Nb. Voor een acculaadstation moet in principe een RI&E m.b.t. gasontploffingsgevaar worden opgesteld volgens de NPR 7910-1:2010 nl en ATEX wetgeving. Dit is niet nodig indien, aantoonbaar de juiste maatregelen genomen zijn tegen explosiegevaar.
Voor het bepalen of het opstellen van een explosieveiligheidsdocument noodzakelijk is, kijk op https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/explosieveiligheid-atex.

Een globale beschrijving van de wijze waarop een acculaadstation ingericht wordt, is beschreven op de site van logistiek Nederland.

Let op losse kabels en opslag.

Normen en wetten

Arbobesluit artikel 4.1c,
NEN 1010 en de NEN 3140
ATEX wetgeving
NPR 3299

Achtergrondinformatie

NPR 3299
Arboportaal: explosieve atmosfeer
Site logistiek.nl: Hoe richt ik een batterijlaadstation in?
Site Laadstation.nl: Inrichten accuruimte
www.arbokennisnet.nl of zie dossier explosieveiligheid.