Knelpunt/risico

Voor het bestrijden van een beginnende brand en het verlenen van eerste hulp bij ongevallen moeten in elk bedrijf voldoende en geschikte middelen aanwezig zijn, zoals brandblussers, EHBO trommels, brandhaspels of branddekens. 

Maatregel/oplossing

Zorg voor voldoende en geschikte middelen. Het soort en aantal van deze middelen is afhankelijk van de aard van het werk, de daaraan verbonden gevaren en het te verwachten maximum aantal aanwezige personen (werknemers of derden). Zo nodig zijn ook branddetectoren en alarmsystemen aanwezig en eventueel automatische blusmiddelen zoals een sprinklerinstallatie.

De keuze en plaatsing van brandbestrijdingsmiddelen en andere eerste hulpmiddelen (zoals een verbandtrommel) moet goed overwogen worden, rekening houdend met onder andere zichtbaarheid, herkenbaarheid, brand- en rookcompartimentering, uniformiteit en aanwezigheid van handbrandmelders, waarbij deskundig advies van bijvoorbeeld de arbodienst kan worden ingewonnen.

Indien de aard van het werk of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk maken, moet een bedrijf over voldoende EHBO-posten beschikken.
Het aantal is afhankelijk van de aard van het werk en de daaraan verbonden gevaren, en van de grootte van het bedrijf. De risico-inventarisatie en -evaluatie en advisering daarbij door een gecertificeerde arbodeskundige, en de Brandbeveiligingsconcepten van het ministerie van Binnenlandse Zaken kunnen hierover uitsluitsel geven. In EHBO-posten moeten duidelijk zichtbare EHBO-instructies aanwezig zijn en moet het te gebruiken interne en/of externe alarmnummer duidelijk zijn aangebracht. Deze posten moeten verder zijn voorzien van de noodzakelijke EHBO-uitrusting en moeten door de hulpverleners gemakkelijk met brancards bereikbaar zijn, zowel door interne als door eventuele externe hulpverlening. De EHBO-posten en -uitrusting, zoals de verbandtrommels, moeten zijn voorzien van de vereiste signalering.
Een EHBO-post hoeft geen aparte ruimte te zijn, maar kan bijvoorbeeld worden ingericht in een andere ruimte, mits deze altijd beschikbaar is of direct beschikbaar gemaakt kan worden, afgeschermd kan worden en zo nodig in verband met de ernst van het ongeval direct kan worden ontruimd.

Inhoud verbandtrommel

Met de invoering van de Arbo-wet zijn ook de tot dan toe gehanteerde publicatiebladen P-1 en P-2, welke de inhoud en richtlijnen van de “Verbanddoos A” en de “Verbanddoos B” regelde, komen te vervallen. Om tegemoet te komen aan de vraag vanuit het bedrijfsleven naar de inhoud en samenstelling
van een goede, op de werksituatie toegesneden “Basis Bedrijfsverbanddoos” heeft Het Oranje Kruis een nieuwe richtlijn uitgebracht die voldoet aan het gestelde in de huidige Arbo-wetgeving.

Het Oranje Kruis stelt zich op het Het Oranje Kruis stelt zich op het standpunt
dat verbanddozen moeten zijn samengesteld op basis van kwaliteit, doeltreffendheid, veiligheid
en gebruiksvriendelijkheid. Hoewel er in elk bedrijf altijd één of meer opgeleide bedrijfshulpverlener(s)aanwezig moeten zijn, moeten ook mensen die geen specifieke EHBO-kennis hebben de verbanddoos kunnen gebruiken voor het verzorgen van kleine verwondingen.

De hieronder gespecificeerde samenstelling omvat de minimaal vereiste inhoud. Afhankelijk
van de specifieke bedrijfssituatie is deze aan te vullen met meer en/of andere producten.

Enkele uitgangspunten daarbij zijn:

  • de bedrijfsverbandset BHV is gebaseerd op een zogenaamde “werkunit”. Een bedrijf kan afhankelijk van grootte en samenstelling uit één of meerdere units bestaan.
    Een werkunit heeft als criteria:
    –     een duidelijk afgebakend risicoprofiel (kantoor en werkplaats zijn dus 2 units);
    –     de verbandset moet binnen handbereik zijn (binnen een halve minuut beschikbaar);
  • de bedrijfsverbandset BHV moet duidelijk zichtbaar op ooghoogte in een wandklem aan de muur bevestigd zijn, dan wel middels signalering snel te vinden zijn;
  • de bedrijfsverbandset BHV moet voldoende ruimte bieden om enkele noodzakelijke aanvullingen te kunnen herbergen;
  • de bedrijfsverbandset BHV dient regelmatig gecontroleerd te worden. Bij voorkeur ieder half jaar, maar vaker wanneer de risicofactoren in het bedrijf dat vereisen. Het verdient aanbeveling hiervoor een vaste persoon aan te wijzen. De trommel dient in ieder geval na gebruik gecontroleerd te worden en ontbrekende middelen aangevuld.

Inhoud
1     reddingsdeken
1     assortiment wondpleister (minimaal 15 strips)
1     strip wondpleister 1m x 6cm
2     driekante doek
2     ideaalzwachtel, 5 m x 6 cm
1     ideaalzwachtel, 5 m x 8 cm
1     rol kleefpleister, 21/2 cm
1     flesje desinfectans
3     paar handschoenen
1     splinterpincet
10     kompressen tenminste 5 x 5 cm
5     kompressen 10 x 10cm
3     kompressen niet verklevend tenminste 7,5 x 7,5 cm
1     stroomdiagram
1     verbandschaar
3     wondsnelverband 6 x 8 cm
1     beademingsmasker of gelaatsdoekjes
2     elastisch hydrofiel windsel 6 cm
2     elastisch hydrofiel windsel 8 cm
1     inhoudsopgave
2     snelverband no. 1 of M
2     snelverband no. 2 of G
2 of 3     rollen synthetische watten
6     veiligheidsspelden
6     lastische verbandklemmetjes

Aantal en keuze van brandblusmiddelen

Blustoestellen moeten in een gebouw zodanig worden geplaatst dat bij een calamiteit het blustoestel zo snel mogelijk kan worden ingezet. Blustoestellen moeten zichtbaar en bereikbaar zijn. In de praktijk betekend dit dikwijls dat de locatie van het blustoestel met een pictogram wordt aangeduid, dat de loopafstand naar een blustoestel niet meer dan 30 meter bedraagt en de onderlinge afstand van twee blustoestellen niet meer dan 60 meter is.

Hoe groter het risico, het aantal mensen en het gebouw, hoe meer blussers u moet plaatsen. Bij een groot risico moet u uitgaan van ongeveer 1 brandblusser per 100 m², bij het minste risico moet u uitgaan van ongeveer 1 blusser per 300 m².
Dit moeten dan wel een poeder of een schuimblusser zijn. Een koolzuurblusser mag u ook plaatsen maar deze moet dan boven op de sterkte geplaatst worden.

Vergeet daarbij niet dat bij alle brandblusapparatuur een permanente aanduiding en identificatie aanwezig moet zijn. Dit is ook verplicht gesteld in de Arbo regelgeving en in de Europesche regelgeving. Voorbeelden hier van vindt u terug op onze site bij pictogrammen.

Brandhaspel
Het Bouwbesluit (2003) stelt eisen aan het hebben van brandhaspels. Kort gesteld, dient een gebouw met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m² brandhaspels te hebben. Zie voor de concrete eisen voorschrift 2.190 t/m 2.193 van het Bouwbesluit 2003.

Reddingsborden (groen)
Borden in verband met het brandbestrijdinsmateriaal (rood)